Ik ben een huilebalk. Kan er niks aan doen. Vroeger lachte ik er mijn mama mee uit, nu ben ik het die bij een droevige film steevast begint te sniffen. In de geborgenheid van mijn eigen huis is dat helemaal niet zo erg. Eens goed janken kan deugd doen.
Het wordt pas gênant als de waterlanders zich ook voortdurend opdringen in het echte leven. Ik moet nog maar denken aan een droevige situatie, of ik voel ze al opkomen. Kinderleed is het ergste, dat stoot rechtstreeks door naar het diepste puntje van mijn zijn. Och, denk je dan, zo’n groot verdriet raakt iedereen. Doodnormaal. Het getuigt van medeleven, van een groot inlevingsvermogen. Zo leef ik het leven van velen en huil ik gretig mee.
Morgen leef ik mee met de juffen die hun klassen loslaten en de kindjes die afstuderen. Ook al hebben die twee mooie maanden in het verschiet, het is toch telkens met een klein hartje dat er aan de schoolpoorten afscheid wordt genomen. Een hartverscheurend verdriet is dat niet, maar ’t zal toch met een lach én een traan gebeuren.
Ik zal er staan met een zonnebril, ook bij bewolkte hemel. Met een piepstemmetje zal ik de juffen een fijne vakantie wensen. Ik zal twijfelen of ik hen een knuffel geef, wetend dat het hek dan helemaal van de dam is.
En ik zal mezelf gelukkig prijzen dat mijn kindjes over twee maanden gewoon terugkeren naar dezelfde vertrouwde school. Die zekerheid kan de zondvloed aan tranen misschien intomen. Hier geen zesdejaars die in september de grote stap naar het middelbaar moet zetten. Bij mij geen vijfjarige die de deur van de kleuterklas voor de laatste keer dichtslaat.
Dat is voor volgend jaar. Begin maar al te bouwen aan die ark…